Mijn Opoe
“Mijn Opoe” is echt Amsterdams. Een echte Amsterdammer heeft geen oma, maar een “Opoe”. Dit verhaal gebeurde in 1956. Ik was toen 16 jaar en mijn Opoe was toen 76 jaar. Opoe had altijd in de horeca gezeten, van toilet juffrouw tot eigenaar van diverse horeca zaken van Reese. Mijn Opoe woonde vlak bij de prinses gracht, tegenover het Anne Frank huis. Eén keer per week kwam Opoe bij ons eten. Wij woonden bij Opoe in de buurt, namelijk op de Herenmarkt. Als Opoe bij ons kwam eten liep zij altijd naar ons huis. De afstand was niet heel erg ver en Opoe genoot altijd erg van de wandeling. Soms, wanneer Opoe een bekende tegenkwam, stopte zij onderweg en bleef dan gezellig een praatje maken. Als Opoe oud brood over had, nam zij ook wel het brood mee, om onderweg de eendjes te voeren. Tenslotte moeten die beestjes ook eten, zei Opoe dan altijd. Wij vonden het altijd erg leuk als Opoe kwam eten en ook Opoe vond het altijd erg leuk. Opoe kon zelf niet zo goed koken en op deze manier kreeg zij toch regelmatig goed en lekker te eten. Moeder kon gelukkig wel eerlijk koken en vaak schepte Opoe zelfs wel twee keer op omdat het eten haar zo lekker smaakte.
Op een goede dag zou Opoe weer bij ons komen eten. Het was lekker weer en Opoe had een paar boterhammen meegenomen voor als zij eendjes tegen zou komen onderweg. Zoals wel vaker kwam Opoe onderweg weer een paar bekenden tegen en bleef gezellig even een praatje maken. Opoe had de boterhammen in haar hand vastgehouden, maar toen Opoe even stond te praten stopte zij zonder na te denken de boterhammen in de zak van haar jasje. Na even een praatje te hebben gemaakt ging Opoe weer verder en zij liep de Prinsengracht af, richting ons huis. Bij de brandweer kazerne zag Opoe een groep eenden zwemmen in de gracht. De eendjes kwaakten vrolijk en zwommen een beetje heen en weer langs de kade. Opoe pakte een boterham uit haar jaszak, scheurde de boterham in een paar stukken en gooide de paar stukjes brood voor de eendjes in het water. Opoe pakte nog een boterham uit haar jaszak, maar zij had er geen erg in dat ook haar sleutels in deze jaszak zaten. Zonder dat Opoe er erg in had pakte zij niet alleen de boterham uit haar jaszak, maar ook de sleutel van haar huis. Opoe gooide de boterham in het water voor de eendjes, maar tot haar grote schrik zag zij ook haar huissleutel in de gracht verdwijnen, net over de rand van de kade. Opoe was zich rot geschrokken en het huilen stond haar nader dan het lachen.
Helemaal van streek kwam Opoe bij ons thuis en vertelde wat er was gebeurd. Gelukkig hadden wij een reserve sleutel van het huis van Opoe, voor noodgevallen. Moeder stelde Opoe gerust en vroeg aan mij om na het eten even met Opoe mee te lopen met de reserve sleutel. Toen Opoe weer een beetje was gerustgesteld, gingen wij aan tafel om te eten. Zoals afgesproken liep ik na het eten met Opoe mee naar huis met de reserve sleutel. Bij de brandweer kazerne wees Opoe mij de plek aan waar haar sleutels waren verdwenen. Ik stond op de rand van de kade en keek langs de kademuur omlaag. Net boven het water was een rand aan de kade waar iemand op kon staan om een bootje aan te meren. Op de rand lag een bergje met puin en daar zag ik iets glimmen. Ik keek nog eens goed en wat denk je? Op het bergje met puin lag de huissleutel van Opoe ! Ik liet mij zakken langs de kant van de kademuur, totdat ik op de rand stond. Ik bukte mij om de sleutel te pakken en daardoor verdween ik uit het zichtveld van Opoe. Ik hoorde Opoe schreeuwen: “Sjakie, Sjakie, waar ben je nou? Ik pakte gauw de sleutel en ging weer rechtop staan waardoor mijn hoofd weer boven de wallekant uit kwam. “Kijk Opoe” zei ik, “ik heb uw huissleutel weer gevonden”. Snel trok ik mijzelf omhoog en kroop ik op de rand van de kade. Opoe gaf mij een stevige knuffel en een dikke kus. Ik moest er bijna van blozen. Ik zei tegen Opoe: “Kom Opoe ik loop nog even met u verder naar uw huis”. Toen wij bij het huis van Opoe waren gaf ik Opoe haar eigen sleutel weer en Opoe zei tegen mij: “Sjakie je bent een echte held”. Opoe gaf mij nog een keer een dikke knuffel en kus. Ik liep met de reserve sleutel weer terug naar huis en dacht: “Wat hou ik toch veel van mijn lieve Opoe” …………………….